Auteur: Piet de Moor (Pagina 5 van 25)

Ziekenhuisclown uit Moskou

De opperclown van het Circus van Moskou, verkleed als fusee, heeft tijdens een blitzbezoek aan Kyiv een aantal kankerpatiëntjes in een kinderziekenhuis gedenazificeerd. Daarna toonde hij Modi zijn paardjesmolen.

Orbáns kuur

Eerst werd hij in Moskou te licht bevonden, waarna hij zijn vet in Peking kreeg. Waarom al die omwegen als hij het type van zijn soortelijk gewicht het best in Pyongyang kan vinden?

Zandstralen

Over Cromwell schrijft Blaise Pascal dat hij de hele christenheid te gronde gericht zou hebben indien een hogere macht daar geen korrel voor zou hebben gestoken: ‘De koninklijke familie was verloren, en de zijne zou voorgoed de macht gehad hebben als er niet een klein zandkorreltje in zijn urinebuis was blijven steken. Zelfs Rome begon zeer beducht voor hem te worden. Maar toen die blaassteen zich daar vastzette is hij gestorven; zijn familie viel in ongenade, de vrede keerde overal weer en de koning is in zijn functie hersteld.’ Historisch gezien klopt er vrijwel niets in dat discours. Maar wat kan het Pascal schelen dat hij met een grove korrel zandstraalt.

Slapeloos

Alles wat een ander als een tekort beschouwt, wordt bij Kafka bezit en zelfs winst, bijvoorbeeld de slapeloosheid waarmee hij zich voedt.

Bovenal bemin geen God

Onbevangenheid tegenover begaafde mensen is voor mij geen gebrek aan eerbied of ontzag, maar een houding die de conceptie van goeroes of cultfiguren in de kiem – al het andere is te laat – smoort. Gezien de calamiteiten die personencultussen in de geschiedenis veroorzaken zou het eerste gebod moeten luiden: ‘Bovenal bemin geen god.’ Een voorbeeld van een antidotum tegen persoonsverheerlijking en idolatrie is de figuur van Don Quichot. De ridder in kwestie is hoffelijk, innemend en ridderlijk genoeg om je te charmeren, maar gezien de brokken die hij maakt komt het bij niemand op hem op een voetstuk te plaatsen, laat staan hem te imiteren. In die zin is het verhaal van de vernuftige edelman van La Mancha een soort anti-evangelie dat in tegenstelling tot het Nieuwe Testament geen enkele komische kans laat liggen. Don Quichot op zijn paard is op zich al een humoristisch beeld, wat onmogelijk gezegd kan worden van Jezus op zijn Palmzondag-ezel. In feite kapittelt Cervantes de lichtgelovigen die staan te drommen om de gouden kalveren te bejubelen die door de dichters worden bewierookt. Het enige wat je Cervantes kunt verwijten is dat hij zijn kunstbroeders te veel in bescherming neemt door te beweren dat hun schuld geringer is dan die van ‘de onnozele mannen die hen prijzen en de dwaze vrouwen die hen geloven.’

Een voorspel bij Nabokov

‘Dat is, als ik me niet vergis, de enige fout van deze wonderbaarlijke schrijver: hij weet zijn rijkdom niet altijd met evenveel smaak te gebruiken. Het ene beeld verdringt het andere en de ene stijlbloem verstikt de volgende. Daarom kan ik eerlijk gezegd niet veel in één keer van hem lezen.’ Dat schreef niet ik anno 2024 over Nabokov, maar Georg Christoph Lichtenberg in 1798 over de schrijver Jean Paul.

 

Metafoor

Wie is de uitvinder van de eerste misplaatste metafoor die destijds eerder bewondering dan afkeer afdwong? Ongetwijfeld was het Heinrich von Kleist met de uitdrukking ‘op de knieën van mijn hart’. Dat was een mijlpaal die het hart van de letteren heeft doorboord, zelfs dat van de kieskeurige Nabokov die het bestond om in De gave ‘de bevrijding van de ziel uit de oogkassen van het vlees’ te verheerlijken.

Valfruit

In Fallobst heeft H.M. Enzensberger het over een ontmoeting met een conservator in het British Museum. Die man was een specialist in het restaureren van antieke beelden die aan de bronsziekte lijden. Op Enzenbergers vraag wat dat precies inhield, toonde de conservator hem een exemplaar van een monografie die hij over dat onderwerp geschreven had. De conservator was er zeker van dat ten minste drie mensen zijn werkstuk gelezen hadden, één in Tokio, één in Boston en één in Berlijn: ‘Ik had dus drie lezers, en misschien nog een paar andere die ik niet ken. Alle anderen begrijpen daar niets van.’

Ismail Kadare, het feestgedruis en de dictatuur

Het vruchtbaarste deel van Ismail Kadare’s schrijversleven (28 januari 1936-1 juli 2024) viel samen met de harde naoorlogse communistische dictatuur van Enver Hoxha in Albanië. Kadare’s literaire universum is een chronotopos van dictaturen waarvan de patronen zich over alle tijden en ruimten uitstrekken: het Egypte van de farao’s, het Chinese rijk (het oude achter zijn stenen en het nieuwe achter zijn digitale muren), de Ottomaanse knoet van de sultans en natuurlijk het naoorlogse Albanese stalinisme. Het onderwerp van het essay ‘De dictatuur en de hoop’ treft in zijn lucide bondigheid de kern van het totalitarisme dat het hele literaire oeuvre van Kadare beheerst. Kadare’s opstel, dat ondanks zijn geringe omvang hele boekdelen over dat onderwerp overbodig maakt, is een briljante analyse over het functioneren van het totalitaire regime, over het vet waarmee zijn mechanismen worden ingesmeerd, over de radbrakende raderen die het in beweging brengen, over zijn nu eens plotse en dan weer geleidelijke ontstaan en – het meest verontrustend – over het feestgedruis waarmee het kan beginnen, hoewel de dictatuur fexibel genoeg is om de zwaaivlaggetjes van vandaag om te toveren in het prikkeldraad van morgen. ‘Als een land aan een dictatuur begint alsof het een feest is, dan nog zal het er altijd uit tevoorschijn komen alsof het getroffen is door een aardbeving,’ constateert Kadare, die over de natuur van het totalitaire systeem nog opmerkt: ‘Het is een nog bijna onontdekte planeet, al is er veel over geschreven.’ Je kunt Kadare’s essay, dat in 1991 in de essaybundel Albanese lente. Het afscheid van een dictatuur bij Van Gennep verscheen, ook lezen als een anticiperende analyse van het Rusland zoals het zich sinds 2000 onder Poetin tot een tirannie ontwikkeld heeft. Want wat Kadare in het algemeen beschrijft, kan specifiek op het ontstaan van Poetins Rusland worden toegepast. Op het moment dat een oude dictatuur immers valt en voorgoed overwonnen lijkt, heeft ze volgens Kadare soms nog een geheime clausule in haar testament, een epiloog, waarmee niemand echt rekening gehouden heeft, niet de volstrekkers van het testament, en ook de erfgenamen niet. Het is alsof Kadare ons in ‘De dictatuur en de hoop’ al waarschuwt voor het laatste slangenei dat de oude Sovjet-dictatuur in haar doodstrijd heeft gelegd en uitgebroed, want na de flora en fauna waarmee de dictatuur haar woestenij heeft bevolkt ‘brengt zij, om de cirkel rond te maken, nog een laatste nakomeling ter wereld, haar lieveling misschien wel, de troost van haar oude dag’. De dictatuur heeft immers nog kracht genoeg om uit haar eigen dood op te staan: ‘Door haar dood zal zij proberen zich te reproduceren.’ Het doel van de dictator en zijn paladijnen is het corrumperen van elke onderdaan, tot de laatste man, het medeplichtig maken van het hele volk, dat massa wordt, aan misdaad en terreur, zodat de culpabiliteit van die massa als het ware de levensverzekering is van de dictator die haar in de fuik gedreven heeft: ‘De verbondenheid in de misdaad, door Dostojevski op profetische wijze beschreven in zijn roman De bezetenen – als de cel van de vier revolutionairen “versterkt” wordt door hun gezamenlijke misdaad, de moord op de vijfde kameraad – wordt tot het basisprogramma van de dictatuur. Zij probeert de schuld niet over vier mensen te verdelen, maar over vierduizend, vierhonderdduizend, over vier miljoen individuen, als het kan. Ze denkt dat die alleen zo, als er voor haar moeilijke tijden aanbreken, niet alleen zullen nalaten haar aan te vallen, maar haar zelfs zullen beschermen.’  Kadare’s essay is een pleidooi voor het recht, dat immers uit het onrecht is ontstaan. De hele tijd waarschuwt hij voor het verlaten van het recht, want ‘we weten dat waar het recht ophoudt, de misdaad begint’. Het is heel actueel, want ook in het westerse halfrond zijn er voldoende tendensen en voorbeelden die aantonen dat angst en lafheid zelfs in het geïntimideerde kamp van de hoogste rechters hun intrede kunnen doen. Je hoeft niet eens goed te luisteren om het feestgedruis en het geroffel van de trommels ook hier en aan de overzijde van de oceaan alles te horen overstemmen.

Poetins blik

Die omfloerste, mat-natte, maar altijd van koude en onverzadigde wraakzucht volgelopen krokodillenblik van Poetin, alsof hij een laatste glimp heeft opgevangen van zijn smartphone die bij het keurend vooroverbuigen uit zijn borstzakje in de vergulde wc-pot is geplonsd en hij niemand kan bevelen hem eruit te halen zonder zichzelf belachelijk te maken: zijn frustratie dat uitgerekend de pot in een spetterende lach is uitgebarsten en ongestraft paal en perk stelt aan zijn blootgestelde macht. Zo kijkt de tiran.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Piet de Moor

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑