De putjesgeur van de ‘engrais flamand’ uit het achtste hoofdstuk (deel 2) van Madame Bovary is een aanslag op de neus: het grandioze hoofdstuk over de Comice agricole, de agrarische beurs in Yonville. Er is sprake van een uit hygiënisch oogpunt controversieel mestexperiment waarin Vlaanderen een avantgardistische rol speelt: het mengen van dierlijke én menselijke fecaliën. Ook in de Duitse vertaling is sprake van ‘flandrischer Dung’, maar in de Nederlandse omzetting is de essentie van die substantie verdund tot ‘secreetmest’, zonder verwijzing naar het land van oorsprong, waardoor de Hollandse vertaler onze lichtende bijdrage tot zowel de bevordering van de Europese landbouwontwikkeling in het algemeen als de Franse literatuur in het bijzonder op een onverdraaglijke manier bagatelliseert. Overigens is de Vlaamse mest uit Madame Bovary in het tweede hoofdstuk van Bouvard en Pécuchet verwaterd tot ‘vloeibare Belgische mest’, want in de compostgrachten van zijn boerderij gooit Bouvard niet alleen bloed, darmen, haringen, lompen en gevederte, maar ook ‘liqueur belge’. En omdat Bouvard niet duldt dat de kostbare urine verloren zou gaan schaft hij de wc’s af.