uit angst voor ’t slinken van ’t papier

propt hij de blaadjes in zijn mond,

slikt ze door met veel plezier

en vreet zijn buikje bol en rond.

en bloemleest de blaadjes in zijn darm

die zich diepzinnig ronden in zijn kont

wees zeker, het komt eruit als stront,

drollig, stomend en elastisch warm.

maar nu de blaadjes op de rol ontbreken

hoor je hem in de nasleep der geruchten

op zijn porseleinen pot nog zuchten:

was het maar in mijn keelgat blijven steken.