Ik stond onder een boom op de bus te wachten in de Berliner Straβe. Plots hoorde ik iemand luid schelden. Ik keek op uit mijn notitieboekje en realiseerde me dat ik het voorwerp was van de woede die uit een oude vrouw gebroken was. ‘Sie stehen in einer Grünanlage,’ schreeuwde ze. Had er een sprietje gestaan, ik had het haar cadeau gedaan, maar werkelijk, er was alleen maar zand, ik kon het zien aan mijn voetafdruk. Even dacht ik eraan in de aanval te gaan, maar toen ik naar mijn pen greep vond ik dat er al pointe genoeg was.