In Hermann Brochs ‘Esch oder die Anarchie’ doet Frau Hentjen in 1903 iets waarvoor ze nu gelyncht zou worden. Alsof het al niet erg genoeg is dat ze haar neus in het openbaar snuit, bekijkt ze ook het resultaat van haar luchtverplaatsing in haar zakdoek. Zo’n exploratie werd al in de zeventiende eeuw afgekeurd, zoals blijkt uit de ‘Galateo’ van Giovanni della Casa, aartsbisschop van Benevento: ‘Het betaamt evenmin dat je, als je je neus hebt afgeveegd, de zakdoek uitvouwt en erin kijkt alsof er parels en robijnen uit je hersenen gevallen zijn.’ Niettemin, het is misplaatst om ons op onze vooruitgang in het civilisatieproces te beroemen, want iets wat vijfhonderd jaar geleden al tegen de regels der wellevendheid indruiste kan later, zoals nu blijkt, door omstandigheden weer dwingend worden voorgeschreven. In zijn ‘De civilitate morum puerilium’ noteerde Erasmus van Rotterdam: ‘Het is eigen aan zoutevisverkopers om in de arm of de elleboog te snuiten.’ Nu moet het weer, al zou het erg verkeerd zijn daaruit te concluderen dat je bij iedereen die in bus of tram in zijn elleboog niest een vaatje Hollandse maatjes kunt bestellen.