Saksen:

‘Ik ben een man, mijn heer, die door

de gemene slagen en stoten van het leven zo verbitterd is,

dat ik het graag vergooi,

als ik daarmee de wereld maar kan kloten.’

 

Thüringen:

‘Ook ik ben

door allerlei tegenslagen zo murw geslagen en door het lot getart,

dat ik mijn leven voor elke inzet op het spel wil zetten,

en als ik niet win, dan breek ik maar mijn nek.’

(Shakespeare, Macbeth, bedrijf III, scène I, tweede en eerste moordenaar)