Liefde, wat is dat? vraagt Marcel Reich-Ranicki zich in Mijn leven af. Hij probeert de kortst mogelijke definitie te geven: ‘Liefde noemen we dat extreme gevoel dat van genegenheid naar passie tendeert en van passie naar afhankelijkheid; het vervoert het individu in een extatische stemming die de toerekeningsvatbaarheid van de betrokkene kan beperken: het is een geluk dat smart veroorzaakt en een smart die de mens gelukkig maakt.’ Maar Marcel Proust, niet meteen om een woord verlegen, treft in La Recherche de spijker op de kop door het verschijnsel kortweg een gezegend kwaad te noemen.