Het thema Macedonië is te triest voor ironie. Zouden de Grieken, die de naam Macedonië tot hun historisch erfdeel rekenen, met evenveel verve demonstreren als ze er eens een geschiedenisboek op na zouden slaan dat niet in Athene is geschreven? Ten tijde van Alexander beschouwden de ‘echte’ Grieken de Macedoniërs als een stel achterlijke boerenkinkels, niet-Grieken, barbaren. Diogenes verborg zich in zijn ton als hij Alexander aan zag komen waggelen.
Auteur: Piet de Moor (Pagina 23 van 25)
Wat Tsjechovs verhaal ‘Vrouwenheerschappij’ zo tsjechoviaans maakt is dat het geld er niet in slaagt het circuit van de rijken te verlaten, en dat het daardoor het gezegde in vervulling laat gaan dat de duivel, daarin aangemoedigd door de mensen, altijd op dezelfde hoop schijt. De rijke, ongetrouwde fabrieksbezitster Anna Akimovna gaat met een berg roebels de deur uit om die aan een behoeftig gezin te geven, maar zodra ze haar bestemming heeft bereikt, denkt ze: ‘Ik geef hun geen anderhalfduizend.’ Dat geld schenkt ze op kerstdag wel aan een advocaat die het helemaal niet nodig heeft. Als ze diens vriend Krylin, een goed bezoldigde staatsraad, ook nog eens driehonderd roebel toestopt, maakt die van de gelegenheid gebruik om tegen haar uit te varen: ‘Maar de kwitantie, hooggeachte Anna Akimovna, kunt u pas in het nieuwe jaar krijgen.’ En nu begint de lezer te vermoeden dat Anna spijt zal krijgen van haar gulheid, dat ze zich voor schut gezet zal voelen door die twee heren die met volle portefeuilles haar rijk gedekte tafelen hebben verlaten. Vergeet het: ‘Ze gooide vlug haar japon uit, waar ze genoeg van had, trok een peignoir aan en rende naar beneden. En terwijl ze de trap afrende, lachte ze en stampte ze als een jongetje. Ze zou heel graag kattenkwaad uithalen.’
‘Mijn tong is mijn vijand,’ zegt dokter Sobol in Tsjechovs verhaal ‘Mijn vrouw’. Dat is geen toeval. Tsjechov at graag tong. Van alle gerechten die hij op de menukaart zag staan, koos hij het liefst ‘de grootmeester van laster en achterklap met puree’.
Een necessaire een Kulturtasche noemen lijkt me geen teken van beschaving.
In het centrum van Hanau werd nu al de derde bedlegerige grootmoeder aangetroffen die zich in een wolf had vermomd.
Door een nare ervaring was ik ooit een aanhanger van Proudhons ‘de vrouw is de wanhoop van de rechtvaardige’. Gelukkig was ik niet rechtvaardig en wanhopig genoeg om daarin lang te volharden.
Leven is zoiets als fietsen. Je moet vergeten dat je het kunt, en dan kun je het. Dan kun je zonder risico met je ene hand je hemd wat hoger dichtknopen, als er een gure wind opsteekt. Je beide handen in de lucht steken mag ook, maar heel kort, want denk maar niet dat je de hele tijd als eerste over de meet kunt komen. Strepen staan nu eenmaal op hun slanke lijn. Dat kun je niet ongestraft negeren. Maar rijdend moet je niet proberen om de spaken van je wiel te tellen. Trouwens, waarom zou je dat bij stilstand doen?
Terwijl de pauw op ons inpikt bewonderen we de ogen van zijn opgezette sleep.
Het lijkt er sterk op dat we ons niet meer kunnen verzoenen met de vrede in Europa.
Ik blijf pleiten voor het handhaven van de hoofdletter in de Duitse substantieven. Waarom zouden we de dwergen nog een kopje kleiner maken?