Ik zit liever in het café dan in de bibliotheek te werken. Toch frequenteer ik de bibliotheek meer dan je zou denken, al blijf ik er nooit langer dan nodig is. Ik heb een ambigue verhouding met de bibliotheek. In een café kan ik me concentreren, niet in een bibliotheek. Het openbare bibliotheekwezen onderhoudt talloze filialen in de districten van Berlijn. Maar ook daarin heb ik mijn voorkeuren. De Gottfried Benn-bibliotheek in Zehlendorf, die het dichtst bij de deur ligt, mijd ik als de pest omdat ik een hekel heb aan de dichter naar wie ze is genoemd. De Ingeborg Drewitz-bibliotheek in Steglitz ga ik ook uit de weg, al was het maar omdat ze vrij ontoegankelijk is: ze bevindt zich op de derde verdieping van een commercieel centrum dat Das Schloss heet. Ik prefereer de Amerika Bibliothek op de Blücher Platz aan het Hallesches Tor in Kreuzberg. Het is een heel eind weg, maar ze hebben er een rijke voorraad en de service is voortreffelijk. Er staat geen limiet op het aantal boeken dat je mag meenemen, althans is mijn ongestraft record tot nog toe tweeëntwintig stuks. De boeken breng ik na een aantal weken terug, de meeste ongelezen. Niettemin blijf ik ze geestdriftig halen. Ja, dat is misschien irrationeel, maar in mijn eigen bibliotheek tref ik vaak titels aan van andere boeken waarvan ik vind dat ik er fysiek kennis mee moet maken. Die boeken ontleen ik dan in de Amerika Bibliothek. Thuis blader ik er wat in, en leg ze dan op de geduldige stapel soortgenoten. Op die manier brengen ze me tot een rust die ik nooit genoten zou hebben als ik die stille en gesloten gasten niet had afgehaald om ze een tijdlang bij me thuis te laten logeren. Ik vergelijk die boeken met niet al te wilde paarden: ik heb even op hun rug gezeten zonder dat ze me hebben afgeworpen, maar ondanks het feit dat ze nu braaf uit mijn hand eten, heb ik ze niet gezadeld om ermee op reis te gaan.