Pagina 10 van 26

In de bibliotheek

Ik zit liever in het café dan in de bibliotheek te werken. Toch frequenteer ik de bibliotheek meer dan je zou denken, al blijf ik er nooit langer dan nodig is. Ik heb een ambigue verhouding met de bibliotheek. In een café kan ik me concentreren, niet in een bibliotheek. Het openbare bibliotheekwezen onderhoudt talloze filialen in de districten van Berlijn. Maar ook daarin heb ik mijn voorkeuren. De Gottfried Benn-bibliotheek in Zehlendorf, die het dichtst bij de deur ligt, mijd ik als de pest omdat ik een hekel heb aan de dichter naar wie ze is genoemd. De Ingeborg Drewitz-bibliotheek in Steglitz ga ik ook uit de weg, al was het maar omdat ze vrij ontoegankelijk is: ze bevindt zich op de derde verdieping van een commercieel centrum dat Das Schloss heet. Ik prefereer de Amerika Bibliothek op de Blücher Platz aan het Hallesches Tor in Kreuzberg. Het is een heel eind weg, maar ze hebben er een rijke voorraad en de service is voortreffelijk. Er staat geen limiet op het aantal boeken dat je mag meenemen, althans is mijn ongestraft record tot nog toe tweeëntwintig stuks. De boeken breng ik na een aantal weken terug, de meeste ongelezen. Niettemin blijf ik ze geestdriftig halen. Ja, dat is misschien irrationeel, maar in mijn eigen bibliotheek tref ik vaak titels aan van andere boeken waarvan ik vind dat ik er fysiek kennis mee moet maken. Die boeken ontleen ik dan in de Amerika Bibliothek. Thuis blader ik er wat in, en leg ze dan op de geduldige stapel soortgenoten. Op die manier brengen ze me tot een rust die ik nooit genoten zou hebben als ik die stille en gesloten gasten niet had afgehaald om ze een tijdlang bij me thuis te laten logeren. Ik vergelijk die boeken met niet al te wilde paarden: ik heb even op hun rug gezeten zonder dat ze me hebben afgeworpen, maar ondanks het feit dat ze nu braaf uit mijn hand eten, heb ik ze niet gezadeld om ermee op reis te gaan.

Impasse

Een bewijs dat je niet kunt lachen en spreken tegelijkertijd levert de werkster aan het slot van Kafka’s ‘Gedaanteverwisseling’: ‘“Ja,” antwoordde de werkster en kon door het vriendelijke lachen niet dadelijk verder spreken.’

Das Schloß

We hoeven niet eens te zoeken naar een ‘juiste’ volgorde van de hoofdstukken in Kafka’s Schloß, want dat ligt niet in de bedoeling van Het slot. Het is een boek dat bestaat uit heldere zinnen die een duister doelwit treffen. En hoe je de sleutel ook draait of keert: omdat het sluitend en gesloten is, is het een slot, en geen kasteel.

Ooggetuige

Scepsis is een toestand die actief wordt in het Oudgriekse werkwoord skeptomai, wat eerst zien en later twijfelen betekende. Vandaar dat de ooggetuige door de historicus de natuurlijke vijand van de geschiedenis wordt genoemd.

Flandrischer Dung

De putjesgeur van de ‘engrais flamand’ uit het achtste hoofdstuk (deel 2) van Madame Bovary is een aanslag op de neus: het grandioze hoofdstuk over de Comice agricole, de agrarische beurs in Yonville. Er is sprake van een uit hygiënisch oogpunt controversieel mestexperiment waarin Vlaanderen een avantgardistische rol speelt: het mengen van dierlijke én menselijke fecaliën. Ook in de Duitse vertaling is sprake van ‘flandrischer Dung’, maar in de Nederlandse omzetting is de essentie van die substantie verdund tot ‘secreetmest’, zonder verwijzing naar het land van oorsprong, waardoor de Hollandse vertaler onze lichtende bijdrage tot zowel de bevordering van de Europese landbouwontwikkeling in het algemeen als de Franse literatuur in het bijzonder op een onverdraaglijke manier bagatelliseert. Overigens is de Vlaamse mest uit Madame Bovary in het tweede hoofdstuk van Bouvard en Pécuchet verwaterd tot ‘vloeibare Belgische mest’, want in de compostgrachten van zijn boerderij gooit Bouvard niet alleen bloed, darmen, haringen, lompen en gevederte, maar ook ‘liqueur belge’. En omdat Bouvard niet duldt dat de kostbare urine verloren zou gaan schaft hij de wc’s af.

Reepjes

Felice Bauer niet als een liefdesobject, maar als een levend scherm waarop Kafka, corresponderend, vanuit de verte (van Praag naar Berlijn) zijn innerlijk leven projecteert. Hij begeert haar niet, in gedachten vilt hij haar om op haar in reepjes geknipte huid woorden te krabben die hij, lamenterend en omgaand, correct gefrankeerd, aan de rechtmatige eigenares retourneert.

Gebroken potten

Ik hou niet van het woord ‘creatief’. Het doet me te veel denken aan al die madames Bovary die hun tijd doden met het bakken van keramische potten die – om Joseph Schumpeters befaamde appreciatie van de kapitalistische essentie parafraserend door te trekken – alleen iets betekenen als ze aan ‘het proces van de creatieve vernietiging’ worden prijsgegeven. In dat geval werden die gebroken potten tenminste niet voor niets gebakken.

De stok

‘Toen de tak afbrak ontstond de stok,’ lezen we in Canetti’s Massa en macht: de tak als een ding dat door een combinatie van toeval (breuk) en inzicht (intelligentie) een technische functie krijgt. De tak was afkomstig van een boom aan de rand van het bos. De tak brak af toen een mens (of zijn prototype) in die boom klauterde. Toen de tak op het bospad viel kon die zich op weg begeven naar het rijk van cultuur en beschaving en hun tegendelen. Onderweg onderging de stok allerlei metamorfosen. Voor hij een wandelstok werd en zich in andere functies als min of meer nuttig afsplitste (blindenstok, drumstok, aanwijsstok, trommelstok, skistok, vlaggenstok, strijkstok, meetstok, toverstok, tentstok) was de stok een instrument om mee te slaan naar wilde (en soms tamme) dieren en andere belagers. In elk geval stond het gebruik ervan nooit helemaal los van een zekere vorm van macht en geweld. Want welke vorm hij in de beschaving ook aannam kon de gemuteerde stok altijd instinctief terugkeren naar zijn oorspronkelijke, primitieve vorm en functie: wie een hond wil meppen, vindt ook in tak of scepter een stok om mee te slaan.

Genaast Berlijn

Berlijn was al lang in een burgerlijk Westen en een proletarisch Oosten verdeeld voor het een product van de Koude Oorlog werd. Nabokovs verhaal ‘Het onweer’ opent met de zin: ‘Op de hoek van een doorgaans doodgewone West-Berlijnse straat (an otherwise ordinary West Berlin street) werd ik, onder de kroon van een volop bloeiende linde, door een scherpe geur omhuld.’ Die vertelling dateert van 1924, lang voordat twee windstreken in Berlijn door de Muur werden genaast.

Hobby

Het liefst zou de Duitse sociaaldemocratische bondskanselier Olaf Scholz Oekraïense dwergen in zijn smoestuin kweken.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Piet de Moor

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑