Wie één handschoen verliest, verliest er altijd twee. Het verliezen van een paar schoenen is veel moeilijker, je moet er bijna altijd een met opzet weggooien, en ver genoeg, uit het raam van een rijdende trein bijvoorbeeld, en zelfs dan bestaat de kans dat hij door een speling van het lot of een luchtstroom weer in de volgende coupé wordt gezogen als daar ook een raam openstaat, en dan heb je weer een paar. Maar kun je nog van verlies spreken als er moedwil in het spel is? Het verlies van een hoed is het pijnlijkst. Want wie zijn hoed verliest, verliest ook altijd een beetje zijn hoofd, vooral als de hoed al wat versleten en met de schedel vergroeid was, zodat er wat haar in de voering klitte. Dat maak je niet zomaar ongedaan door een nieuwe te kopen. De verliezer van de hoed voelt zich geguillotineerd, terwijl een verliezer van schoen of handschoen zich weliswaar ridicuul, maar nooit geamputeerd voelt. Maar verlies kan ook winst betekenen, vooral als je beseft dat je niet meteen doodgaat als je je hart verliest. Maar treinen met open ramen bestaan toch niet meer, hoor ik je zeggen. Ja, nog zo’n verlies dat andere verliezen onmogelijk maakt: een virale ontwikkeling. Door het raam ermee!
Pagina 17 van 26
Tristram Shandy heeft zijn eigen motieven om Momus te bestrijden. In Momus, de ‘aartskankeraar’, ziet hij de pleitbezorger van de glazen mens. En zo’n mens wil Tristram niet zijn. Want als Momus’ ruit in zijn borst zou worden gezet, zou hij zijn leven lang de in die tijd gebruikelijke vensterbelasting, zeg maar belasting op de lichtinval, moeten betalen.
Het lag aan de banaan. In elk geval was het een schok. Want de dame met het hondje heeft voor het eerst in vijftien jaar het woord tot mij gericht. Ik kom haar doorgaans tegen als ik het huis verlaat en zij naar huis terugkeert, of omgekeerd. Ze is een alleenstaande buurvrouw die altijd in het gezelschap van haar hondje gaat. Maar in tegenstelling tot het hondje, een teefje dat altijd keffend in de richting van mijn kuiten hapt, verkeert zij steeds in een trance. Nooit ziet ze me staan, nog nooit heeft ze me in al die jaren ook maar één keer gegroet. Dat ik, tegen mijn gewoonte in, op straat in een banaan beet toen ze dit keer mijn pad kruiste, moet een tropische vonk hebben veroorzaakt, want toen ze al door me heen had gekeken, draaide ze zich plots om, en terwijl ze met een vinger van haar vrije hand mijn banaan doorboorde en met een andere haar hondje aan de lijn hield, keek ze me brutaal aan en zei heel beslist: ‘Ze wil ook een stuk.’
Ik ben geen grote fan van Wenders’ Himmel über Berlin: te veel engelenhaar. Maar ik hou van de scène waarin de 86-jarige acteur Curt Bois als een halfblinde Homerus over de Potsdamer Platz stamelt, tastend naar Café Josty, tot hij jammerend wegzinkt in een stortafvalzetel in de buurt van de M-Bahn, de Magnetschwebebahn die tot de Wende de Potsdamer Platz overspande: een metalen regenboog of nabokoviaanse archivolt in Wenders’ gekunstelde hemel. Achteraf beschouwd zag de door konijnengangen ondermijnde Potsdamer Platz er ten tijde van de Muur heel wat magischer en magnetischer uit dan nu. Maar heeft de Potsdamer Platz ooit echt bestaan? Was het niet altijd al een mythische plek? Zelfs Vladimir Nabokov, die de Potsdamer Platz in de jaren twintig en dertig heeft gezien in de staat waarin Curt Bois er in 1987 naar terugverlangt, hunkert in De gave naar een andere Potsdamer Platz dan die uit zijn tijd: ‘De Potsdamer Platz, altijd ontsierend opgebroken (o, die oude ansichtkaarten waar het er nog zo ruim bij ligt, met de drozjki-koetsiers die er zo tevreden uitzien, en strak ingesnoerde dames wier queue door het stof sleept – maar de dikke bloemenmeisjes zijn nog hetzelfde).’ Alleen op de oude prentbriefkaarten ligt nog het patina van wat er nooit is geweest. En de dikke bloemenmeisjes hebben plaatsgemaakt voor spichtige jongens die hun ruikers ondergronds verkopen.
De goede herder Rolf Mützenich leidt de afgedwaalde sociaaldemocratische schapen naar de Gerhard Schröder-stal. Hoor het hete gemekker bij de Kremlin-rammen!
Tal van literaire uitgeverijen prijzen hun nieuwigheden aan als gelijkvloerse of beter platvloerse warenhuisverdiepingen hun goedkope parfums. Uit de lentebrochures stijgt een weeë geur op, die je na het openen licht misselijk maakt. De uitgever weet hoe de lezer zit: op het puntje van zijn stoel. De uitgever weet waarop de lezer zo wanhopig zit te wachten: op de nieuwe roman, nagelbijtend, rood als een pioen van ongeduld, het hartinfarct nabij. En wat dacht je, de reddende nieuweling, die met loeiende sirenes komt aanstormen, is indringend, fascinerend, gedurfd, veelzijdig, toonaangevend, verbluffend, aangrijpend, uniek, ontroerend, genereus, hartverscheurend, tragisch, adembenemend, ijzersterk, bij de strot grijpend, atmosferisch, bewogen door een stille kracht. Onlangs zag ik zo’n brochure het overdonderende werk van een hardhorige dichter aankondigen. In uitgeversbrochures kom je geregeld het epitheton ‘fulminant’ tegen, maar dan eerder in de winterbrochures, bij het haardvuur, alsof de uitgever in het geniep ook wel weet dat dit adjectief eigenlijk een van de varianten beschrijft waarop je een wind kunt laten, een ontkurkend bijvoeglijk naamwoord dus dat ook gebruikt wordt bij levensbedreigend verlopende infectieziekten, vaak in combinatie met wormen.
Ik weet niet wat ik moet denken als ik Sandra Hüller op de foto bij de Oscar-uitreiking in dat gepantserde vod van Schiaparelli zie staan. Heeft ze die ‘jurk’ besteld nadat ze ‘In de strafkolonie’ heeft gelezen, of is ze na de lectuur van ‘De gedaanteverwisseling’ in een vlinder met oversized schouderstukken veranderd? Of zijn het de bladen van de grasmaaier waarmee ze Christian Friedel elke avond scheert tot hij er als kampcommandant Höss uitziet? Nee, het lijkt alsof ze in een versnipperaar is beland, of in een tang waarvan de grijpers op haar schouders zijn gemonteerd. Als dat ding dichtklapt, is ze haar hoofd kwijt, denk ik, niet echt bezorgd. Maar als ik haar outfit grondig bestudeer gaat me een licht op, en ik begrijp plots wat ‘The Zone of Interest’ betekent.
Op 17 maart 1924 staat de Duitstalige, West-joodse, Tsjechische schrijver Franz Kafka op het perron van het Anhalter Bahnhof, hetzelfde station waar hij een half jaar eerder uit Praag is aangekomen. Voorgoed verlaat hij Berlijn, waar hij zich definitief wilde vestigen. Vanwege zijn snel aftakelende gezondheid – hij verkeert in het laatste stadium van de dodelijke tuberculose – duldt zijn afreis geen uitstel meer. Hij weegt 49 kilo met zijn kleren aan. Hij is een schim van de vroeger goed uitziende , 1,81 meter lange man die ooit een magische kracht uitoefende op iedereen die zijn pad kruiste. Hij verkeert in het gezelschap van zijn vrienden Max Brod en Robert Klopstock. En ook van zijn Oost-joodse vriendin Dora Diamant, met wie hij tijdens zijn verblijf in Berlijn enkele weken heeft samengewoond. Met z’n vieren staan ze nu te wachten op de aankomst van de trein die Kafka naar Praag zal terugbrengen. Zijn schamele bezittingen heeft hij in een koffer gestouwd die Max Brod voor hem heeft meegebracht. Brod zal samen met Kafka naar Praag sporen. Dora Diamant reist niet mee. Franz, die een verblijf van een paar dagen in het ouderlijke huis in Praag heeft gepland, is te bang dat zijn West-joods gezinde vader de sfeer zal vergiftigen door in haar bijzijn schampere opmerkingen over de Oost-joden te maken. Franz vreest dat Dora, die hem later achterna zal reizen, de oude Praagse spoken zal wekken zodra ze ook maar een voet over de drempel van het ouderlijke huis heeft gezet. ‘De afmattendste dag van mijn leven,’ noteert Max Brod over die zeventiende maart 1924 in zijn dagboek. Elf weken later is Franz Kafka dood.
Macron meet 1,73 meter en is 5 centimeter groter dan Napoleon, die destijds met zijn 1,68 meter toch nog boven de gemiddelde Fransman uittorende. Olaf Scholz, Volodomir Zelenski, Rishi Sunak: ze kunnen allemaal onder een deurpost van 1,72 meter. Het kleinst is Vladimir Poetin, die zich, indachtig zijn 1,70 meter, omringt met volgelingen die naar hem moeten opkijken. Zijn bekendste specimen is Dmitri Medvedev, de luidruchtige vicevoorzitter van de Russische Veiligheidsraad, die op 1,63 meter afvinkt. Poetin en Medvedev gingen in het Moskouse Hotel Metropol eens aan de bar hangen. ‘Twee kleintjes,’ zei Poetin tegen de barman. ‘Dat zie ik ook,’ zei de barman, ‘maar wat willen jullie drinken?’
Momus-venster: de term is afgeleid van Momus, de supercriticaster onder de goden. Geen enkele god ontsnapte aan zijn bittere commentaren. Hij maakte het zo bont dat Zeus hem uit de Olympus gooide. Neem nu Prometheus. Die had volgens Momus gefaald omdat hij de mens niet transparant had geschapen. Alleen binnenstebuiten gekeerd zou de mens als creatuur geslaagd zijn geweest, omdat we dan zijn innerlijk hadden kunnen zien en ons tegen zijn schurkenstreken hadden kunnen wapenen. Dan hadden we een blik door het Momus-venster kunnen werpen om een mens te zien die ongetwijfeld zou lijken op paus Franciscus zoals Francis Bacon hem had kunnen portretteren.